Jesaja is een prachtig boek wat geschreven is aan Juda, het twee-stammenrijk, ten tijde van het verdeelde rijk.
Het is een boek wat het oude Juda beschrijft wat zich over had gegeven aan afgoderij, allerlei andere zonde en woorden van oordeel en een wegvoering. Ze waren ver van God afgeweken. (Jesaja 5: 1- 30)
Maar het is ook een boek van “de lichtflitsen”.
Keer op keer beschrijft Jesaja, als grote bemoediging aan het volk dat God “in het laatste der dagen” een werk zal doen wat hun aller begrip te boven zou gaan!
God zou een verlosser zenden en met Hem zou God een koninkrijk oprichten wat nooit meer verloren zou gaan. We hebben al over dit koninkrijk gelezen in hoofdstuk 2 vers 1- 5.
En al de verschillende profetieen in dit prachtige boek geven ons steeds meer details over deze verlosser en Zijn koninkrijk.
Temidden van het verloren gaan van Juda wordt er hoop gegeven aan het volk!
En dat is verborgen in de Christus. Verborgen in de rijkdom van het nieuwe verbond.
(Jer. 31: 31- 34; 2 Kor. 3: 1- 18)
In dit hoofdstuk gaan we verder lezen over deze Christus.
In het begin van dit hoofdstuk, vers 1 en 2, lezen we, “Het geschiedde nu in de dagen van Achaz, de zoon van Jotam, de zoon van Uzzia, de koning van Juda, dat Resin, de koning van Aram, met Pekach, de zoon van Remaljahu, de koning van Israel, tegen Jeruzalem ten strijde trok; maar hij kon in de strijd daartegen de overhand niet behalen. Toen men het koningshuis van David berichtte: Aram is neergestreken op Efraim, beefde zijn hart en ook het hart van zijn volk, zoals de bomen van het woud beven voor de wind.”
In deze woorden lezen we hoe in de dagen van Achaz, de koning van Juda, de koning van Aram en de koning van Israel tegen Juda optrokken.
Toen Achaz hiervan hoorde beefde zijn hart en ook het hart van zijn volk.
In vers 3- 9 lezen we dan hoe Jesaja een opdracht krijgt om naar Achaz te gaan en hem te vertellen om rustig te blijven en niet te vrezen. Waarom? God had bepaald dat het plan van deze twee koningen niet zou bestaan en het niet zou geschieden!
Achaz hoefde niet bang te zijn!
Als we dan naar vers 10 en 11 gaan kijken zien we hoe Achaz aangeproken word en dat hij om een teken mag vragen.
Maar Achaz wil dit niet en zegt, “Ik zal er geen vragen, en de Here niet verzoeken.”
En dat is een grote fout die Achaz maakt!
Dan lezen we de woorden van God aan Achaz in vers 10- 16.
Jesaja 7:
10 En de Here ging voort tot Achaz te spreken:
11 Vraag voor u een teken van de Here, uw God, diep in het dodenrijk of boven in den hoge.
12 Maar Achaz zeide: Ik zal er geen vragen, en de Here niet verzoeken.
13 Toen zeide hij: Hoort toch, gij huis van David! Is het u niet genoeg mensen te vermoeien, dat gij ook mijn God vermoeit?
14 Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuel geven.
15 Boter en honig zal hij eten, zodra hij het kwade weet te verwerpen en het goede te verkiezen.
16 Maar voordat de jongen weet het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen, zal het land ontvolkt zijn, voor welks beide koningen gij angstig zijt.
Toen zeide hij: Hoort toch, gij huis van David! Is het u niet genoeg mensen te vermoeien, dat gij ook mijn God vermoeit?
Zo zien we dat het antwoord van Achaz een grote verontwaardiging teweeg brengt bij Jehovah! Achaz is bang en bevreesd, terwijl hij op God kon en mocht vertrouwen.
God wilde het zelfs bevestigen met een teken! Maar hij wilde niet.
Als we verder goed naar deze woorden kijken zien we ook hoe Achaz aangesproken wordt met “Hoort toch, hij huis van David.”
Ja, Juda en Jeruzalem, was het huis van David.
Het huis van David zou in elkaar vallen.
Later zullen we horen door de profeet Amos over de grote belofte dat de “de vervallen hut” van David wederopgericht zou worden. (Amos 9: 11)
En dit kwam tot vervulling in het nieuwe verbond. (Handl. 15: 13- 21)
Zo krijgt Achaz een teken, ondanks dat hij geen teken wilde, van God.
En dit teken overstijgt alle tekenen, niet alleen voor Achaz en het volk, maar in het bijzonder voor “het huis van David”.
Ja, Davids huis zou weder opgericht worden! En dan niet zomaar! Een huis zou opgericht worden dat nooit meer verloren zou gaan. Een huis dat immer zou blijven bestaan. (2 Sam. 7: 8- 16; Amos 9: 11; Handl. 15: 13- 21)
Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuel geven.
Ondanks dat Achaz geen teken wilde ontvangen van de Here, gaat de Here hem zelf een teken geven! Een teken van volmaakte hoop, volmaakte vrede en een volmaakt “huis van David”. Een huis van David wat nimmermeer verloren zou gaan!
Wat is het teken? De jonkvrouw zou zwanger worden en een zoon baren en Hem de naam Immanuel geven.
Mattheus 1:
18 De geboorte van Jezus Christus geschiedde aldus. Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger te zijn uit de heilige Geest.
19 Daar nu Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, was hij van zins in stilte van haar te scheiden.
20 Toen die overweging bij hem opkwam, zie, een engel des Heren verscheen hem in de droom en zeide: Jozef, zoon van David, schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de heilige Geest.
21 Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden.
22 Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de profeet gesproken heeft, toen hij zeide:
23 Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuel geven, hetgeen betekent: God met ons.
Als we onze profetie in Jesaja zien in het licht van de woorden aan Jozef, dan zien we dat deze profetie zijn totale en complete vervulling heeft gevonden in geboorte van de grote Christus.
Ja, God zou komen! Hij zou de vervallen hut van David wederoprichten en dat door de grote Christus.
De naam “Immanuel” komt van het Hebreeuwse “‘Immanuwel” en deze naam betekent, 1) God met ons of 2) met ons is God.
Verder is dit de symbolische en profetische naam van de Messias, de Christus, profeterend dat Hij zou worden geboren van een maagd en “God met ons” zou zijn.
Zien wij de rijkdom van deze woorden?
Ja, voor de verlossing van Juda en alle mensen was het belangrijk dat God tot ons kwam.
En Hij is gekomen!
De hemel heeft vlees en bloed aangedaan en is zo de volmaakte verlosser en bemiddelaar
geworden tussen God en de mens, Jezus Christus.
Hebreeen 2:
14 Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen,
15 en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.
16 Want over de engelen ontfermt Hij Zich niet, maar Hij ontfermt Zich over het nageslacht van Abraham.
17 Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen.
18 Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen.
Ja, Jezus heeft deelgenomen aan bloed en vlees, om zo een volmaakte offerande te worden en een volmaakte middelaar te zijn.
En zo is Immanuel onder de mensheid gekomen! Eerst voor de Jood en daarna voor de Heidenen. Hij heeft hen beide in één lichaam gebracht.
(Ezechiel 37: 24; Johannes 10: 16; Efeze 2: 11- 22)
Conclusie:
Als we naar de belofte van Jesaja 7 kijken zien we dat deze belofte de Christus aangaat!
Of met andere woorden, het gaat de belofte van het nieuwe verbond aan! (2 Kor. 3: 1- 18)
We zien in deze belofte van Jesaja 7 dat God een belofte deed aan Juda van een kind dat geboren zou worden! En dit kind zou de naam Immanuel dragen. Ja, het was de belofte van een grote verlosser, Christus.
Als we dit koppelen aan ons grotere thema, Gods verbond Israel, dan zien we opnieuw dat deze belofte aan Juda Christus-centrisch is. De oud Testamentische beloften zijn allemaal Christus-centrisch. Niets meer en niets minder.
Naast deze belofte zijn er geen andere beloften!
De Israelieten hebben een nieuw verbond gekregen, Jer. 31: 31- 34; Hebr. 8: 8- 13, en daarin ligt de verlossing van alle Israelieten. En dit nieuwe verbond is Christus-centrisch.
Meer is niet nodig!
Nergens in het oude Testament is er “een tweede soort” van belofte aan Israel.
Er is één belofte en dat is de belofte van een volmaakte verlosser en een volmaakt verbond.
En deze belofte aan Juda bevestigd dit opnieuw.